Direct naar de content Direct naar de hoofdnavigatie Direct naar de footer
Route

Speuren naar dierensporen tijdens je wandeling: tips

Zeker in de wintermaanden kun je tijdens je wandeling door de natuur allerlei dierensporen tegenkomen. Ze vertellen je welke dieren er leven in het gebied waar je doorheen wandelt. Op welke sporen moet je als wandelaar letten en hoe weet je wie de maker van een dierspoor is? Wandel.nl geeft je tips, zodat je nog meer plezier aan je wandeling beleeft.

Vos

Op welke sporen kun je letten?

Om tijdens je wandeling door de natuur oog in oog te staan met bijvoorbeeld een hert, zwijn of das heb je vaak veel, soms zelfs heel veel, geluk nodig. Veel dieren komen pas in de schemering tevoorschijn en maken zich bij het zien van mensen meestal snel uit de voeten. Dieren laten echter hun sporen achter, waardoor je toch kunt zien welke diersoorten er in een gebied leven.

Bij diersporen denk je in de eerste plaats misschien vooral aan pootafdrukken op de grond, maar er zijn er nog veel meer: uitwerpselen, vraatsporen aan bomen en takken, overblijfselen van nesten, braakballen en veren. Je kunt deze sporen het hele jaar door tegenkomen, maar in de wintermaanden is de kans om ze te zien net iets groter. In kale bomen zie je oude nesten beter zitten en ook vraatsporen aan takken vallen dan beter op. Ligt er sneeuw, dan zijn pootafdrukken natuurlijk heel goed zichtbaar. Een goede reden om ook in de koudere wintermaanden op pad te gaan.

Pootafdrukken

Pootafdrukken kun je het makkelijkst zien in harde modder, op akkergrond en natuurlijk in de sneeuw. Als er modder op het pad ligt, ben je geneigd hier met een grote boog omheen te lopen. Blijf eens stilstaan en kijk goed of er afdrukken in de modder te zien zijn.

Zie je een pootafdruk op de grond, let dan op het volgende:

  • Welke vorm heeft de afdruk?
  • Hoeveel tenen zijn er te zien?
  • Wat is de grootte van de afdruk?
  • Bij meerdere van dezelfde afdrukken: welke afstand zit er tussen de afdrukken en hoe staan ze ten opzichte van elkaar?
Pootafdrukken van een vogel in de sneeuw
Pootafdrukken van verschillende zoogdieren
Pootafdrukken van verschillende zoogdieren, afbeelding: Shutterstock

Op basis van de vorm van de poten, kunnen we zoogdieren indelen in zoolgangers, teengangers en teentopgangers. Bij zoolgangers zie je de hele voetzool en vijf tenen. Voorbeelden van zoolgangers zijn dassen en egels (en mensen). Teengangers (bijvoorbeeld de vos en wolf) bewegen zich meestal sneller voort en je ziet dan vier tenen in de afdruk. Bij teentopgangers zie je alleen de toppen van de derde teen (zoals bij paarden) of de derde en vierde teen (runderen, zwijnen en herten). 

Aan het aantal afdrukken en aan de afstand tussen de verschillende afdrukken, kun je ook zien hoe een dier zich voortbeweegt. Hazen en konijnen plaatsen hun achterpoten bijvoorbeeld steeds naast elkaar. Soms zie je dat de achterpoten voor de voorpoten zijn neergezet. Het dier heeft dan haast gehad en was in galop, bijvoorbeeld een ree dat op de vlucht was.

Ook de grootte van de afdruk geeft je informatie over het dier. De afdrukken van een haas en konijn lijken qua vorm op elkaar, maar die van de haas zijn groter.  

Een ree bij een boom

Vraatsporen

Boomschors is vooral in de herfst en winter een geliefde maaltijd voor planteneters. Kijk daarom tijdens je wandeling goed naar boomstammen en takken.

- Op welke hoogte zit de ‘vraatschade’? Hoe hoger de vraatsporen, hoe groter het dier moet zijn.

- Zijn er meer sporen te zien? Kijk bij de stam of tak ook of er pootafdrukken in de grond te zien zijn en of er misschien uitwerpselen op de grond liggen. Hoe meer sporen je hebt verzameld, hoe duidelijker je kunt bepalen welk dier deze heeft gemaakt.

Ook vogels laten vraatsporen achter. In naaldbossen kun je aan de voet van een stam een hoopje schors zien liggen. Zwarte spechten hakken met hun snavel in de boombast om insecten te zoeken. En zie je een hoopje met grijze veren op de grond liggen? Dat is een door een havik of sperwer verorberde houtduif. Dan weet je dus dat beide vogelsoorten leven in het gebied waar je doorheen wandelt.

Sommige dieren woelen of wroeten in de grond om voedsel te zoeken. Met name wilde zwijnen verraden op die manier hun aanwezigheid in een gebied. In het bos zie je soms grote stukken omgewoelde grond waar de zwijnen op zoek zijn geweest naar smakelijke wortels en wormen.

Veeg- en schuurplekken

Zie je in de winter beschadigingen aan een boom of struik, zoals beschadigd schors of geknakte twijgen, dan kunnen dit veegplekken van reeën zijn. In de winter verliezen reebokken hun gewei en hebben dan de gewoonte om het vel van het gewei hierbij af te schuren. Daar gebruiken ze bomen of struiken voor.

Wilde zwijnen nemen vooral in de zomer graag een modderbad. De modder beschermt de dieren tegen parasieten en insecten en zorgt bovendien voor verkoeling. Na het bad schuren zwijnen graag met hun vacht en huid tegen bomen aan. Zie je op een boomstam schuurplekken met modder, en soms ook nog haren, dan weet je dat zwijnen dit gebied hebben gebruikt als ‘kuuroord’.

Uitwerpselen

Bij uitwerpselen blijf je misschien liever uit de buurt, maar ze kunnen je interessante informatie geven over de dieren die in een gebied leven. Kijk daarom tijdens het wandelen af en toe eens goed naast het pad. Kom je uitwerpselen tegen, dan kun je op het volgende letten:

  • Hoe groot zijn de uitwerpselen?
  • Welke vorm hebben ze?
  • Zijn ze droog of nat?
  • Welke kleur hebben ze?
  • Wat zit erin?
  • Hoe zijn ze neergelegd?
Konijnenkeutels
Konijnenkeutels

Zowel de vorm van uitwerpselen als de inhoud ervan, vertellen wie de producent is. Aan uitwerpselen kun je zien wat het voedingspatroon van een dier is. Ze bevatten onverteerbare onderdelen van de voeding, zoals pitten van vruchten, haren, veren, botten, resten van planten en insecten etc. Je kunt aan de uitwerpselen zien of deze van een planteneter of vleeseter zijn. In de keutels van bijvoorbeeld een ree of haas zijn geen dierlijke resten zichtbaar. En dan zijn er nog alleseters, dus dieren die zowel plantaardig als dierlijk voedsel eten. In de uitwerpselen van deze dieren vind je zowel zaden en pitten als resten van insecten of kleine dieren. Voorbeelden van alleseters zijn eekhoorns, vossen en (steen)marters.  

Om het ingewikkeld te maken: de uitwerpselen van een diersoort verschillen ook per seizoen. De cilindervormige keutels van reeën zijn in de herfst droger dan in de lente en de zomer. In de zomerperiode eten ze verse grassen en bessen, terwijl ze in de winter droge twijgen eten.    

Een braakbal
Een braakbal

Sommige diersoorten laten hun uitwerpselen niet simpel vallen, maar besteden hier extra aandacht aan. Dassen leggen hun uitwerpselen (deze zijn worstvormig of meer brijachtig) vaak in kleine kuiltjes in de grond. Vossen leggen hun (worstvormige) ontlasting vaak op een iets hogere plek, bijvoorbeeld op een bosje gras of boomstronk. Op die manier markeren ze hun territorium. Let behalve op de ontlasting zelf dus ook goed op de vindplaats.

Tijdens de biologieles vroeger heb je misschien wel eens braakballen uitgeplozen. Een aantal vogelsoorten, waaronder uilen en roofvogels, spugen onverteerbare resten van hun voedsel uit. In deze braakballen zitten allerlei ‘restproducten’: van pitten en veren tot complete muizenschedeltjes. Braakballen hebben de vorm van een cilinder en zijn meestal donkerbruin tot zwart van kleur. Ze zijn niet heel makkelijk te vinden, maar onderaan een dennenboom heb je de meeste kans.

Dierensporen

Handige hulpmiddelen bij het zoeken naar sporen

Met deze hulpmiddelen wordt het nog makkelijker om tijdens je wandeling naar dierensporen te zoeken en om deze te herkennen.

-Een gids met afbeeldingen van dierensporen: Een handige gids om mee te nemen tijdens je wandeling is 'Dierensporen levensgroot' van bioloog Frank Hecker. In deze gids staan de sporen van 75 dieren beschreven en afgebeeld. Zie je een pootafdruk tijdens je wandeling? Met de tekeningen op ware grootte in de gids kun je als een detective uitzoeken welk dier de afdruk heeft gemaakt. Ook kom je van alles over het dier te weten: van leefgebied tot voedingspatroon. Door het zakformaat neem je de gids makkelijk mee in je rugzak. (Dierensporen levensgroot, Fontaine Uitgevers, 112 pagina's, 16 euro, ISBN 9789059569393)

- Een loep: met een loep kun je uitwerpselen en pootafdrukken beter bekijken.

- Een pincet: kan handig zijn als je wilt bekijken welke voedselresten er in uitwerpselen en braakballen zitten.

- Je smartphone: om foto’s te maken, zodat je thuis rustig op zoek kunt gaan naar ‘de maker’ van een afdruk of keutel.