Zo verstopt als 'zijn' kerk is in de grote winkelstraat, zo prominent aanwezig is die van zijn collega Sint Steven, de eerste martelaar van het geloof en patroonheilige van Nijmegen. De Grote Kerk siert met zijn iconische toren al eeuwenlang de Nijmeegse skyline. In de late middeleeuwen was de Sint Stevenskerk het baken aan de horizon die zorgde dat handelaars, pelgrims, marktlui en dagjesmensen feilloos hun weg konden vinden. Mensen als Marike van Nimwegen, die door haar oom voor een boodschap naar de markt werd gestuurd, zoals het verhaal gaat. Daarom draagt haar standbeeld op de Grote Markt een boodschappenmandje. Feitelijk staat ze aan het begin van haar verhaal, dat als Die waerachtige ende een seer wonderlijcke historie van Mariken van Nieumeghen die meer dan seven jaren metten duivel woende ende verkeerde' vijf eeuwen geleden volle zalen trok. Of beter gezegd: volle pleinen, want dit wagenspel werd in de buitenlucht opgevoerd om het een goede middeleeuwse moraal te leren. Na gehokt te hebben met de duivelse Moenen (hij is verderop vereeuwigd, aan de voet van de kerk) en alles gedaan te hebben uitgespookt wat God had verboden, kwam Marike tot inkeer. Als boetedoening moest ze met haar oom naar de bisschop in Keulen en daarna de paus in Rome afreizen voor vergiffenis. En dat ging in die tijd niet met de bus of met een prijsvechter, maar te voet.
Nu hebben wij wat minder op ons geweten (menen en hopen we althans) dus het rondje om de kerk voelt allesbehalve als straf. Het helpt natuurlijk ook dat we niet hoeven te kruipen of blootsvoets hoeven, zoals het Nijmeegse volkswijze wil: 'Al mot ik krupe, op blote voeten goan. Ik wil nog één keer Sint Steven heuren sloan'.
Echo’s van het verleden
De oude binnenstad van Nijmegen voelt met smalle steegjes, steile trappen en nul auto's als een tijdloos labyrint. Je voelt er de echo's van het verleden, en het vergt geen grote fantasie om je voor te stellen hoe de pelgrimstoet die ons voorging hier hun weg vonden. Op de korenmarkt staat de Commanderie van Sint Jan, wat destijds als ziekenhuis en hotel voor bedevaarders diende, en vandaag de dag onderdak biedt aan 'De Pelgrim' en 'De Hemel' die zich vooral op de innerlijke mens richten. De Jacobskapel, op een steenworp afstand, opende in 1438 de deuren voor pelgrims die onderweg waren naar het verre Compostela. In de zestiende eeuw was die pelgrimshype al over, maar het mooie is dat de geschiedenis zich soms herhaalt. Santiago brengt opnieuw hele volksstammen op de been en sinds 1998 is dit schattige kapelletje dus weer in gebruik als ontmoetingsplek voor Santiago-gangers, die er de bewijsstempel voor hun credencial kunnen halen.