Direct naar de content Direct naar de hoofdnavigatie Direct naar de footer
Route

Wandelen langs de slangen van Nederland

In Nederland kun je drie inheemse soorten slangen tegenkomen: de adder, de ringslang en de gladde slang. Wat zijn de verschillen tussen deze soorten? En in welke gebieden kun je deze spotten?

De gladde slang
De gladde slang

Ringslang

De ringslang houdt van water. Je ziet haar daarom vaak zonnen op dijkjes. Je herkent de ringslang vrij makkelijk aan de gele en zwarte vlek achter op haar kop. De ringslang kan wel één meter twintig lang worden. Maar wees gerust: ringslangen zijn niet giftig. Tegen natuurlijke vijanden heeft de slang twee handige trucjes. Ze kan zich schijndood houden en ze kan een stinkende vloeistof uitscheiden.

Bekende ringslanggebieden zijn onder andere het Amsterdamse Bos, Marken, het Kuinderbos, de Wageningse Berg en het Fochteloërveen.

De ringslang
De ringslang
De adder
De adder

Adder

Adders herken je aan hun zigzagstreep op hun rug. Mannetjes zijn meestal grijs of bruin, terwijl vrouwtjes vaak lichtbruin van kleur zijn en een minder duidelijke streep op hun rug hebben. Verder hebben adders een driehoekige kop, verticale pupillen en zijn ze vrij gedrongen. Volwassen adders zijn ongeveer 60 centrimer lang.

De adder is de enige slang in Nederland die giftig is. Het dier is echter niet agressief en zal alleen bij bedreiging bijten. Zie je een adder, laat het dier dan altijd met rust. Op deze site van RAVON lees je wat je moet bij een adderbeet. Adders leven op hoge zandgronden, onder meer op de grens van Friesland en Drenthe, op de Veluwe, in Overijssel en in de Meinweg.

Gladde slang

De gladde slang wordt van de drie slangen het minst vaak gespot. Zij is erg zeldzaam en leidt een teruggetrokken bestaan. Ze wordt nog weleens verward met de adder, maar de gladde slang heeft in plaats van een zigzagstreep een donkere vlekkenrij op haar rug en staart in plaats van een zigzagstreep. Verder is ze slanker dan de adder en heeft ze ronde pupillen.

Een gladde slang heeft een lengte van ongeveer 65 centimeter. De dieren leven vooral op droge heideterreinen en hogere zandgronden, zoals de Veluwe, het Dwingelderveld, de Peel en het Fochteloërveen.